advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Til burg zeer consciëntieus op eigen mérites beoordeeld. In duidelijke twijfelgevallen zijn wij bereid de aanvrager het voordeel van de twijfel te geven. VRAAG (ingevolge art. 40, 2e lid, R.v.O. d.d. 11-5-1977) de heer P.P.J. Houben. mevrouw v. Muntjewerff en mevrouw M.L.A.Paulus In de vergadering van de commissie openbare werken van 22 december 1976 is door een lid van Uw college, de heer van Dun, toegezegd dat de leden van de commissie R.O. en O.W. geïnformeerd zullen worden ove*| de activiteiten die ten aanzien van artikel 19 vanuit het college worden gedaan. De informatie in ruimere zin die toegezegd is had o.i. ook betrek king op de mededeling aan de betrokken commissieleden van het plaat sen van advertenties in de dagbladpers. Welke activiteiten in ruime zin heeft Uw college sinds 22 december ondernomen m.b.t. artikel 19? Dringend verzoeken wij U ons zo spoedig mogelijk hierover te in formeren. ANTWOORD In antwoord op Uw op grond van artikel 40 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad gestelde vragen inzake informatie over activiteiten van ons college ondernomen op basis van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening, delen wij U het volgende mede. Reeds een aantal jaren geleden is in de commissie ruimtelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 603