aan de raad der
gemeente Breda
m
K/7265
11-5-1977
Bijlage nr. 230
Voorstel van. burgemeester en wet
houders betreffende Het Zuidelijk
Toneel Globe.
i openbare
Ltter
;aris.
Op 24 juni 1976 besloot Uw raad de gemeenschappelijke regeling ten
aanzien van Het Zuidelijk Toneel Globe nogmaals met een jaar te
verlengen, voor de periode van 1 september 1977 t/m 31 augustus
1978 (bijlage 1976, nr. 201).
Opnieuw heeft de subsidiëntencommissie zich beraden over de vraag
of de zuidelijke subsidiënten de subsidiëring van Globe moeten
voortzetten.
Het advies luidt:
Bij brief van 9 april 1976 adviseerde de commissie U de gemeen
schappelijke regeling t.a.v. het zuidelijk toneel Globe te doen
verlengen tot 1 september 1978. Provinciale staten en de gemeente
raad besloten conform tot die verlenging.
Over de vraag of na die datum de gemeenschappelijke subsidiëring
kan worden gecontinueerd, gaat dit advies.
lnle id i.ng
In haar advies van 9 april 1976 heeft de commissie teruggegrepen
op haar "memorandum inzake het beroepstoneel" van februari 1973
en het rapport "I-Iet toneelvraagstuk in Noord-Brabant" van de werk
groep toneel d.d. maart 1974 -
Voorts is in dit advies uitvoerig ingegaan op de discussienota
toneelbestel van een ambtelijke werkgroep van het ministerie van
cultuur, recreatie en maatschappelijk werk.
De commissie heeft daarover op 12 februari 1976 ook nog afzonder
lijk haar "Zienswijzegegeven
Kenmerkend voor de aangehaalde stukken was dat ze alle uitgingen
van een fundamentele aanpak van het toneelbestel. Van een dergelijke
aanpak was sprake in de langverwachte nota toneelbeleid, welke de
minister van C.R.M. op 17 december 1976 aan de tweede kamer aanbood.
Deze nota heeft veel critiek ondervonden. In de openbare vergadering
van de vaste kamercommissie van C.R.M. op 14 maart 1977 is in ver
schillende toonaarden stelling tegen deze nota genomen en zijn mo-