I
bijlage nr. 230
-8-
De overwegingen, die de vertegenwoordiger van Breda, in de subsi-
diëntencanmissie naar voren heeft gebracht en die opgenomen zijn in
het advies van de subsidiëntencommissie, spreken naar onze mening
voor zich en behoeven nauwelijks nadere toelichting.
Reeds in 1972 is de discussie op gang gebracht om te kolnen tot
een andere visie en daarmee samenhangende een nieuw beleid met be
trekking tot toneel. De subsidiëntencommissie heeft hiervoor een
eerste aanzet gegeven via het memorandum beroepstoneel (1973)»
later via de provinciale werkgroep, die het rapport "Het toneel-
vraagstuk in Noord-Brabant" uitbracht en vorig jaar door de nota
"Zienswijze als reactie op de nota "discussienota toneel-
bestel" van het rijk.
Door de besprekingen binnen de raadscommissie cultuur en de pre
adviezen van 1973 (bijlage nr. 222), 1974 (bijlage nr. 255) en
1976 (bijlage nr. 201) hebben wij U voortdurend op de hoogte ge
houden van onze zienswijze dat het toneelbeleid een fundamentele
wijziging zou moeten ondergaan en wijziging gebracht moest worden
in de verantwoordelijkheid van de rijks-, provinciale en gemeente
lijke overheden, zoals die tot op heden wordt gedragen.
Met name uit de nota toneelbeleid van de minister van C.R.M. (1976)
blijkt dat deze opvatting wordt gedeeld. Uw raad heeft onze voor
stellen en de achtergrond waarop deze berusten, bij herhaling
onderschreven.
Bij herhaling hebben wij opnieuw tot verlenging geadviseerd omdat
wij er begrip voor hadden dat beleidswijzigingen tijd vergen.
Wij achten het thans niet verantwoord op deze weg door te gaan
omdat er op dit moment geen enkel uitzicht is over het tijdstip
waarop dit zal gebeuren en nu daarenboven een termijn van drie
jaar in het geding is.
Met onze vertegenwoordiger in de subsidiëntencommissie zijn wij van
mening dat het niet juist is hiervoor verdere verantwoordelijkheid
te dragen en zeker niet onder voorwaarden, die opnieuw een morele
binding met zich brengen.
Daarnaast onderschrijft ons college dat de voorwaarden die gesteld
worden alsmede de toezeggingen van het stichtingsbestuur en het ge
zelschap weinig uitzicht bieden op een werkelijke integratie van het
zuidelijk toneel Globe in het zuiden.