m
"bijlage nr. 234
-4-
sing van het probleem terwijl tevens gekeken kan worden naar de
oorzaken, die aan de problematiek ten grondslag liggen en naar
de mogelijkheden om aan die oorzaken te werken.
Daarnaast heeft het J.A.C. tot taak te werken aan het vergroten
van de mogelijkheden van jongeren om hun eigen en de maatschap
pelijke ontwikkelingen mede te beïnvloeden. Wij zien deze func
tie steeds in het verlengde van c.q. voortvloeiende uit de con
crete hulpverlening.
Wij tekenen daarbij nog aan dat, indien het J.A.C. uit eigen
ervaringen of uit ervaringen van anderen zou signaleren dat
er een voorziening moet komen of dat misstanden aan de kaak ge
steld moeten worden, het J.A.C. hiertoe activiteiten moet kunnen
ontplooien. Daarbij zal echter geen uitgangqpuit mogen zijn, dat
het resultaat van die activiteiten wordt opgenomen in het taken
pakket van het J.A.C. Het opnemen van dergelijke activiteiten
binnen de werkzaamheden van het J.A.C. zou tot vermindering van
de mogelijke inzet tot hulpverlening leiden, wat geenszins de
bedoeling is.
Zienswijze van het J.A.C. op hun functies.
Uit de evaluatie van het J.A.C. door de adviesgroep blijkt dat
het bewaren van een juist evenwicht tussen deze twee functies
door het J.A.C. als een terugkerend probleem is ervaren. In de
loop van 1976 kwam het J.A.C. tot de conclusie dat aan de tweed^j
functie onvoldoende aandacht was besteed. Door het opzetten van
een nieuwe interne structuur wil het J.A.C. hierin verbetering
brengen.
Mede omdat deze ontwikkelingen zich tegengesteld aan de door Uw
raad in 1974 uitgesproken wensen - zie punt 1.2. - zouden kun
nen gaan gedragen is een en ander kritisch gevolgd. In het over
leg dat met het J.A.C. is gevoerd t.a.v. het voorliggende pre
advies is van gedachten gewisseld over de verhouding tussen beide
functies. Te wijzen valt te dier zake op een eerdere reactie van