bijlage nr. 234
-6-
meer inhoud te geven aan de tweede functie: drie van de vijf
in het leven geroepen werkgroepen n.l. huisvesting, werkende
en werkloze jongeren en tehuisbewoners hebben de opdracht hun
werkplannen te baseren op de tweede functie. Met de ambtelijke
adviesgroep constateren wij dat deze ontwikkeling niet verenig
baar is met onze zienswijze op de beide functies van het J.A.C.:
ook bij werkgroepen, waarvan de werkzaamheden voornamelijk val
len binnen de tweede functie, dient te worden uitgegaan van een
afstemming van de tweede functie op de eerste. Met de ambtelijke
werkgroep constateren wij voorts - aan de hand van de beschrijf p
ving van de werkzaamheden van de hiervoor genoemde werkgroepen -
dat tussen de basis voor de werkplannen en de concrete uitwerkia
ervan wel de nodige discrepantie bestaat: een belangrijk deel
van de werkzaamheden dat wordt verricht dient te worden gerekend
tot de algemene informatieverstrekking, verwijzing, directe hulp
c.q. contacten met derden/instellingen d.w.z. uitwerking van de
eerste functie. Ons college kan zich ten slotte verenigen met de
opmerking van de ambtelijke adviesgroep dat de periode, waarover
het J.A.C. beoordeeld kan worden op de totale invulling van de
functies, te kort is om tot een definitief oordeel te komen.
Duidelijk is dat gewaakt dient te worden voor over-accentuering
van de tweede functie.
3.2. Contacten met andere instellingen.
Een van de door Uw raad aan het J.A.C. in 1974 gestelde voor
waarden was, dat het J.A.C. het opbouwen van werkrelatie met jj|)
andere instellingen nadrukkelijker ter hand moest nemen.
In het verslag van het J.A.C. 1973 t/m 1975 wordt de indruk
gewekt, dat het J.A.C. aan deze subsidievoorwaarde niet heeft
voldaan. De adviesgroep heeft evenwel uit haar ervaringen met
andere instellingen en uit de informatie die is verkregen tijdens
de veelvuldige contacten met hot J.A.C., kunnen constateren,
dat het J.A.C. in zijn verslaglegging over 72/75 en over
1976 onvolledig is geweest en dat het J.A.C. wel min of meer
gestructureerde contacten met andere instellingen onderhoudt
II