bijlage nr. 234 _7_
en ook pogingen heeft ondernomen om dergelijke contacten
aan te gaan. In de informatie over het functioneren in 1977
geeft het J.A.C. aan dat men bezig is met het intensiveren
van de contacten met andere instellingen.
Het J.A.C. stelt overigens wel, dat het leggen van contacten
soms belemmerd wordt door de moeilijk toegankelijke struc
tuur van instellingen of door een afwijzende houding. Onzer
zijds willen wij in dit verband opmerken, dat het J.A.C. tot
nog toe met slechts één beroepskracht heeft moeten werken,
hetgeen de mogelijkheden tot overleg en contact leggen uiter
aard beperkt. Voorts zij gesteld dat de wil tot samenwerken
en overleg bij het J.A.C. duidelijk aanwezig blijkt.
3.3. Het registreren van gegevens.
Zowel uit het verslag van het J.A.C. als uit de werkbespre
kingen tussen de adviesgroep en het J.A.C. is gebleken, dat
de medewerkers van het J.A.C. in het verleden onvoldoende
inzicht hebben gehad in de mogelijkheden van het aanwenden van
statistisch materiaal.
Omdat wij een goed verzorgd registratiesysteem met betrekking
tot de hulpverlening aan jongeren niet alleen belangrijk
vinden voor het J.A.C. zelf, maar ook voor de hulpverlening in
geheel Breda, achten wij het juist in de subsidie-voorwaarden
ten behoeve van het J.A.C. een bepaling te doen opnemen, die
een juiste registratie van de hulpverlening door het J.A.C.
moet waarborgen.
In dit verband constateren wij aan de hand van de jongste
informatie dat het J.A.C. inmiddels een aanvang heeft gemaakt
met het op een juiste wijze registreren van de hulpverlening.
Alle voorbereidingswerkzaamheden voor een adequaat registratie
systeem zijn verricht; het systeem werkt inmiddels op onder
delen.