aan de raad der
gemeente Breda
15-6-1977
St/6782
Bijlage nr. 248
Advies van de commissie ruimte
lijke ordening tot afwijzing
van de bezwaren inzake verleend
verlof tot het oprichten van een
crematorium (artikel 7, lid 2
van de wet Arob).
Op 17 maart 1977 heeft Uw raad besloten om op grond van de Wet op
de lijkbezorging aan de Stichting Katholieke Begraafplaatsen Breda
verlof te verlenen voor het vestigen van een crematorium op het ter
rein van de begraafplaats Zuylen. Binnen de wettelijke termijn zijn
op basis van artikel 7, lid 2 van de Wet administratieve rechtspraak
overheidsbeschikkingen bezwaarschriften bij Uw raad ingediend door:
H. Koene, Fort 8 mede namens een aantal andere bewoners van Heilaar,
Mej. H. Holst, Zaart 74c,
Mevrouw J.J. van Nunen-DekkersHaagweg 442.
Op 12 augustus 1976 heeft Uw raad procedureregels vastgesteld met be
trekking tot het horen en adviseren aangaande de op grond van de wet
Arob ingediende bezwaarschriften.
Waar het raadszaken betreft hebt U besloten, dat de functionele com
missies van advies en bijstand aan burgemeester en wethouders dienen
te horen en te adviseren. Aan de betrokken commissies hebt U deze be
voegdheid verleend door deze tevens aan te wijzen als commissies in de
zin van artikel 61, lid 1,a van de gemeentewet.
De onderhavige zaak valt onder de competentie van de commissie ruimte-
lijke ordening.
In haar vergadering van 26 mei heeft de commissie de bezwaarden ge
hoord. Appellanten hebben hun bezwaren gehandhaafd. De bezwaren zijn
van milieuhygiënische aard, terwijl ook visuele hinder als een bezwaar
wordt gevoeld. Tevens wordt gesteld dat alternatieve vestigingsplaat
sen onvoldoende zijn onderzocht.
Wat het laatste aspect betreft kan worden opgemerkt, dat de kwestie
van alternatieve terreinen niet aan de orde is. Aan de orde is de aan
vaardbaarheid van een crematorium op de begraafplaats Zuylen.
De commissie is van oordeel, dat noch in de bezwaarschriften, noch tij
dens de hoorzitting nieuwe aspecten aan de orde zijn gesteld. Alle aan-
grafische