bijl. nr. 249 VRAAG (gesteld did.. 3-5-1977, ing. art. 40, 2e lid R.v.O.). De heer van Duijl. 1Is het college bekend dat het verkeer op de zuidelijke rondweg op 3 mei in ernstige mate ontregeld is door het feit dat een vracht wagen kantelde op het tunneltraject van de zuidelijke rondweg? 2.Is datgene wat heeft plaats gevonden geen reden om wederom de situatie van de zuidelijke rondweg onder de aandacht van de minis ter te brengen, mede in verband met de brief die onlangs door U aan de minister werd gericht en nogmaals werd aangedrongen op maat regelen? 3.Is het college op de hoogte van het feit dat 22 politiemensen van de gemeente-politie moesten worden ingezet om de ontstane verkeers chaos op te lossen, terwijl voor zover mijn informatie strekt slechts 4 mensen van de rijkspolitie werden waargenomen? 4.Is het college met mij van mening dat een adequate assistentie van de rijkspolitie hier op zijn plaats geweest zou zijn? 5.Is. het college bereid de nodige stappen te ondernemen om te bewerk stelligen dat bij dit soort noodsituaties voortaan een aan de situa tie aangepaste assistentie van de rijkspolitie wordt verleend en beschikbare hulpdiensten zoals in dit geval het Gemeentelijk Ver voerbedrijf van Breda, door de wegbeheerder worden opgeroepen en een goede coördinatie wordt verzekerd. ANTWOORD. In antwoord op Uw bovenaangehaald schrijven, waarin U ingevolge het bepaalde in artikel 40, 1e lid, van het reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad vragen stelt met betrekking tot het ongeval, dat op 3 mei j.l. op de zuidelijke rondweg nabij de tunnel traverse plaatsvond, delen wij U in volgorde van de gestelde vragen het volgende mede: 1Deze vraag kunnen wij bevestigend beantwoorden. 2. In onze brief van 19 april j.l. aan de minister van verkeer en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 988