t
-2-
bijlage nr. 1
-3-
en korte
elke wijze
een regeling
ars/huurders
noemde panden
bestemming
pstallen ge-
actie de burgemeester in het openbaar uiting gaf aan zijn blijd
schap dat deze eerste actie zo'n enorm succes was geworden. In deze
kringen is men er dan ook enigszins verbaasd over dat bij de tweede
kleine aanvullende actie - de noodzakelijke aanvulling tot een
volledig succes wat de totstandkoming van de Bredase bonenactie
voor Israël betreft die zoals bekend wat aarzelend verliep - het
college van burgemeester en wethouders als dagelijks bestuur van
de Bredase gemeenteraad naar buiten toe in alle talen zweeg en in
alle opzichten niets van zich liet horen. Men zou in voornoemde
kringen graag willen weten of dit slechts schijn is geweest of dat
alle. uitingen in dit opzicht bewust zijn onderdrukt.
ANTWOORD
oor 1977 deze
te zijn,
iming ge-
n. Deze is
vergelijk te
t worden
met atelier
afdeling
aangewezen
Op verzoek van de voorzitter van de Joodse Gemeenschap heeft de
burgemeester op 2 oktober 1975 de in de Stadsschouwburg gehouden
Israël-avond bijgewoond.
Namens het college van burgemeester en wethouders heeft de burge
meester tijdens deze avond in een korte toespraak meegedeeld, dat
het gemeentebestuur van Breda sympathiek staat tegenover deze actie.
Het is onjuist om te veronderstellen dat bepaalde uitingen van
sympathie door het college bewust zijn onderdrukt. Nieuwe verzoeken
tot het in het openbaar steunen van het initiatief om te komen tot
een Breda-Park in Israël hebben het college na 2 okxober 1975 niet
meer bereikt. Ook heeft het college geen uitnodiging ontvangen om
op welke wijze dan ook aanwezig te zijn bij de opening van het
Breda-Park onlangs.
VRAAG: (gesteld d.d. 5-11-1976 ingevolge 2e lid art. 40 R.v.O.
g van het bos
n was men er
heer Opmen en Kaarsemaker
In het dagblad "De Stem" van 28 oktober jongstleden is een artikel
gepubliceerd onder de kop: "waterleidingdirecteuren en burge
meesters naar Rome".
Naar aanleiding van de genoemde publikatie de volgende vragen: