bijl. nr. 223 -6- Dordrecht 59,40, 1s-Gravenhage per 500 m3 57,tot 77, Hilversum 95,50, Rotterdam 49,Utrecht 113,30, Zaanstad 79,80, Roosendaal 60,60 en Oosterhout 66, Ontwerp-verordening De hierbij aangeboden wordende ontwerp-verordening kan als volgt artikelsgewijze worden toegelicht. Artikel 1. Bepaalt het belastingobject n.l. het lozen van water op de riolering van de gemeente. De oude benaming van het rioolrecht A en het rioolrecht B blijft om fJ praktische redenen gehandhaafd omdat ingevolge de verordening voor de heffing van het rioolrecht B een aangiftesysteem zal moeten worden gehanteerd. Artikel 2. Regelt de aanwijzing van de belastingplichtige. Degene, die een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat als zelfstandige gebruikseenheid aangemerkt kan worden (b.v. een flat of etagewoning) gebruikt, is als dat gebouw op de gemeentelijke riolering is aangesloten, de belasting verschuldigd. Het oude rioolrecht A werd geheven van de eigenaren van de gebouwen. Omdat de gebruiker van een gebouw het genot heeft van de door de gemeente verstrekte dienst, is thans de ge bruiker als belastingplichtige van het rioolrecht A aangewezen. Indien slechts een gedeelte van een ge bouw wordt gebruikt, gaat dit artikel uit van de fic-- tie, dat degene, die een gas- en/of elektriciteits meter op zijn naam heeft staan, wordt verondersteld water op de riolering te lozen. Artikel 3. Heeft betrekking op de in de verordening genoemde tijdvakken. Artikel 4. Omdat artikel 2 de belastingplicht bepaalt bij het begin van het belastingjaar, wordt in dit artikel de belastingplicht geregeld van hen, die tussentijds het gebruik van een gebouw aanvangen of beëindigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1050