bijl. nr. 223 -7- Het oude rioolrecht A had als grondslag de "belast bare opbrengst gebouwd". Als grondslag van het nieuwe rioolrecht wordt thans gehanteerd het aantal m3 water dat door de gebruiker in het laatst be ëindigde verbruiksjaarvoorafgaande aan het be lastingjaar, van het energie- en waterbedrijf of van de Waterleiding Mij. Noord-West-Brabant N.V. te Breda is afgenomen. Voor de toepassing van de ver ordening wordt fictief het aantal afgenomen m3 water gelijkgesteld met de hoeveelheid geloosd water. Het oude rioolrecht B werd ook geheven naar de grond slag van de hoeveelheid geloosd water. Omdat in deze categorie belastingplichtigen worden aangetroffen, die zelf water oppompen en in produkten verwerken, wordt daarmede bij de bepaling van de geloosde hoe veelheid rekening gehouden. Het onder letter "c" opgenomen minimum van 1000 m3 beoogt te voorkomen dat een belastingplichtige, die meer dan 1000 m3 heeft ingekocht, door de toegestane vermindering noch als belastingplichtige in het rioolrecht A, noch als belastingplichtige in het rioolrecht B kan worden aangemerkt. Door toepassing van deze tarieven, wordt een redelijke relatie gelegd tussen de mate waarin men van de ge meentelijke dienstverlening gebruik maakt en de be lasting, die men daarvoor verschuldigd is. Spreekt voor zich. Voor de heffing van het rioolrecht B is het noodzake lijk dat de belastingplichtigen aangifte doen van de hoeveelheden afgenomen, opgepompt en in produkten ver werkt water. Een afzonderlijk aangiftebiljet behoeft geen koninklijke goedkeuring.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1051