bijl. nr. 280 -2- Waar in casu onderhavig gesticht - op basis van het bepaalde in artikel 54 van de hiervoor genoemde Overgangsbepalingen dient het gesticht in juridische zin als een stichting te worden aangemerkt - in het leven is geroepen bij olografisch testament en een notariële akte van oprichting niet is verleden, zal alsnog een notariële akte van oprichting verleden moeten worden, hetgeen voor 26 juli 1979 zijn beslag moet hebben gekregen. Mocht zulks worden nagelaten dan is iedere bestuur der vanaf dat tijdstip hoofdelijk aansprakelijk voor iedere rechtshandeling, waardoor hij een zodanige stichting verbindt. Gelet op de voorgenomen actualisering van het reglement van het "Gesticht" verzoekt zijn bestuur Uw raad in te stemmen met het doen vervallen van de in de eerste alinea vermelde bevoegdheden van Uw raad, zulks op basis van de door ons college onderschreven navolgende gronden: a. krachtens de Wet op de Bejaardenoorden oefent het Provin ciaal bestuur met inachtneming van de ministeriële richt lijnen, een nauwgezet toezicht uit op de begroting, jaar rekening, dagprijs en het personeelsbestand van bejaarden oorden; de jaarlijkse toezending van de door het bestuur goedge keurde jaarrekening heeft daarmede zijn zin verloren, zulks temeer omdat aan Uw raad het goedkeurings-/vast- stellingsrecht ontbreekt; b. naar hedendaagse opvattingen dient het benoemingsrecht van bestuursleden toe te behoren aan diegenen, aan wie de gang van zaken in het "Gesticht" direct aanbelangt respectievelijk diegenen, die daarvoor directe verant woordelijkheid dragen. Daar kan nog aan worden toegevoegd, dat het benoemings recht van Uw raad niet geldt ten aanzien van andere in Breda bestaande instellingen van particulier initiatief c.q. bejaardenoorden, waardoor het "Gesticht" zich in een uitzonderingspositie bevindt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1227