j -2- ilde ïn Lsch ïrleden ït en :uur- ire >indt. Jjj) ^an ;n le 'in- h t lar- •den- |e- if bijl. nr. 280 Onderhavige bevoegdheden zijn eveneens bij het hiervoor genoemde olografische testament aan Uw raad toegekend. Ter zake is evenwel niet voorzien in de mogelijkheid wij zigingen aan te brengen in deze bevoegdheden of deze be voegdheden in het geheel te doen vervallen. Niettemin biedt de wet daartoe mogelijkheden. Zo bepaalt artikel 294, lid 1 Burgerlijk Wetboek, dat de rechtbank op verzoek van een oprichter of het bestuur of op vordering van het openbaar ministerie, statuten kan wijzigen, indien ongewijzigde handhaving van de statuten leidt tot gevolgen, die bij oprichting redelijkerwijs niet kunnen zijn gewild. Uit andere artikelen zou evenwel kunnen worden afgeleid, dat volstaan kan worden met een statutenwijziging bij het alsnog verlijden van een notariële akte van oprichting. Vooralsnog is het evenwel niet duidelijk, welke procedure ten deze krachtens de wet gevolgt dient te worden. Het be stuur van het "Gesticht" zal zich hierover nader beraden. Gelet echter op de speciale relatie tussen erflaatster en de gemeente, dient de gemeente er uit dien hoofde bij zonder aandacht aan te schenken, dat ter zake de juiste procedure gevolgd wordt. Vandaar dat het aanbeveling ver dient aan een instemming met het doen vervallen van de hiervoor geschetste bevoegdheden van Uw raad jegens het "Gesticht" de voorwaarde te verbinden, dat zulks dient te geschieden met inachtneming van de procedure-bepalingen dienaangaande in het Burgerlijk Wetboek. Gelet op het vorenstaande adviseert ons college Uw raad in te stemmen met de door het bestuur van het "Gesticht" voor gestelde statutenwijziging onder de voorwaarde, dat deze wordt gerealiseerd met inachtneming van de procedure- bepalingen dienaangaande in het Burgerlijk Wetboek, conform het hierbij gevoegde ontwerp-besluit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1228