i t
a
-I 5-
-lb-
welke als gesprekspartner voor de gemeente kan fungeren.
4.2. Het parkeren
Wij kunnen ons verenigen met de wijze, waarop in het concept-ver
keerscirculatieplan uitvoering wordt gegeven aan de hoofduitgangs
punten die wij in het voorwoord van de parkeernota hebben geformu
leerd
Wij achten de bereikbaarheid van de binnenstad voor bewoners en
bezoekers een essentiële voorwaarde voor een goed functioneren
van het stadshart. De binnenstad heeft nog de mogelijkheden om
de parkeerbehoefte op te vangen. Dit moet dan, omwille van het
ruimtegebruik, plaatsvinden in garages.
Het concept-verkeerscirculatieplan heeft de parkeerbehoefte voor
kortparkeerders geraamd op 3.100 op weekdagen in 1990. De basis
voor deze ramingen werd gelegd door twee parkeeronderzoeken,
namelijk in 1969 en in 1974.
Wij achten deze basis in principe wel voldoende, al zal door
nieuw onderzoek de ontwikkeling nauwlettend worden gevolgd.
Als het aantal kortparkeerplaatsen wordt gerelateerd aan de
winkeloppervlakte (verkoopvloeroppervlakte), zien we het volgende
beeld.
Voor het gebied city plus Ginnekenstraat e.o. wordt omstreeks 1986
ca. 69.000 m2 v.v.o. wenselijk geacht (bron: d.p.o.). Bij een
parkeernorm van 1 p.p. per 25 m2'v.v.o. betekent dit een behoefte
aan 2.760 parkeerplaatsen.voor bezoekers. Tellen we hierbij 10
p voor andere bezoekers, dan wordt de totale behoefte 3.036
parkeerplaatsen. Hierbij lijkt ons de gehanteerde parkeernorm
zeer reëel. In de literatuur komen zowel hogere als lagere normen
voor.
Het aldus gevonden aantal komt zeer goed overeen met het genoemde
aantal van 3.100 uit het verkeerscirculatieplan.
Om het parkeren in woonstraten van de binnenstad door niet-bewoners
tegen te gaan, zal op korte termijn een verordening aan de raad
worden voorgelegd, waarin wordt geregeld, dat het parkeren in met
name genoemde gebieden, wordt voorbehouden aan hen, die daarvoor