- 14 - 3.7. - Gevraagd wordt om fietsenstallingen bij bushaltes. Gezien de maximale loopafstand van 400 m naar een bushalte verwachten wij niet dat op het stadsnet de fiets als voortrans portmiddel veel gebruikt zal worden. Anders kan dit zijn op de interlokale lijnen. Door de BBA zal daarom een proef op lijn 15 (Breda-Zundert) met fietsenstallingen gehouden worden. 3.8. - Voorgesteld wordt een railverbinding met Oosterhout aan te leo- Op het ogenblik bedraagt het gemiddeld per dag vervoerde aantal passagiers tussen Breda en Oosterhout (inklusief verder geleger bestemmingen) ca. 3000 in twee richtingen samen. Deze worden op het ogenblik vervoerd met bussen in een frekwentie van 15 min. De gemiddelde bezetting van de bussen is 25 passagiers Tijdens de spritsperiode wordt de kapaciteit, indien nodig, ver sterkt door het inleggen van extra bussen. Voor een railverbinding zou een aanbod van ten minste 10.00 reizi' gers nodig zijn. De Nederlandse Spoorwegen hebben ons bovendien in 1976 reeds laten weten af te zien van de eens gedachte aanlog van een railverbinding Breda-Utrechtvia Oosterhout. 3.9. - Opgemerkt wordt dat realisering van de overstaphalte Karnemelk- straat de kwaliteit van het openbaar vervoer sterk zal ver minderen, waardoor passagiersverlies op zal treden. Deze opmerking berust op een misverstand. De centrale binnenstads halte zal niet in de eerste plaats een overstaphalte zijn. IndiA" overstappen noodzakelijk is kan dit op deze halte wel komfortab'J- gebeuren, omdat alle lijnen deze halte aandoen en omdat door het middenperron geen wegen overgestoken behoeven te worden. Het grote voordeel van de centrale halte is echter, dat bij het voorgestelde systeem van lijnverknoping voor een groot aantal passagiers op deze halte de frekwentie als het ware wordt verdut^ gen. beid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 168