bij bijl. nr. 400
IIÏ/-2-
Daarnaast zijn wij van mening dat niet alleen de mogelijkheid van
verkiezingen de betekenis van de medezeggenschapscommissies bepaalt.
Misschien wel zo belangrijk zijn zaken als bereidheid tot overleg
en goede contacten met de achterban.
In het tweede lid van dit artikel is het maximum aantal leden ver
hoogd van 9 naar 12. Hiermee wordt beoogd de mogelijkheden voor de
grotere diensten wat te verruimen.
Het is evenwel niet de bedoeling om de mogelijkheid te scheppen dat
de medezeggenschapscommissie een overdruk van de organisatiestruk-
tuur wordt. Niet iedere (sub)-afdeling behoeft rechtstreeks verte
genwoordigd te zijn in de medezeggenschapscommissie; er is name
lijk - althans behoort te zijn - nog een andere (werk)overlegstruk-
tuur binnen de dienst. Bovendien, waar vakorganisaties kandidaten
stellen en de verkiezingen over de hele dienst plaatsvinden is
zo'n vertegenwoordiging ook moeilijk te realiseren.
Verhoging van het maximum aantal leden van 9 naar 12 houdt geens
zins de suggestie in dat de huidige medezeggenschapscommissies
van negen leden automatisch uit twaalf leden moet gaan bestaan.
Rekening houdend met factoren als de geografische gespreidheid
en/of de grootte van de dienst, de wens van de medezeggenschaps
commissie over de omvang van de commissie en het tot nu toe ge
volgde gebruik kunnen zowel een grote als kleine, een positieve
danwel negatieve wijziging in het aantal leden bewerkstelligen.
Artikel 4.
De hierin omschreven mogelijkheid tot kandidaatstelling is een
gevolg van het in artikel 3, lid 4, bepaalde. De bepaling omtrent
de omvang van de kandidatenlijst is toegevoegd om op deze manier
reële verkiezingen mogelijk te maken.
Als er in totaal evenveel kandidaten gesteld zouden worden als
er zetels te verdelen zijn, hebben verkiezingen immers weinig
zin.
Zoals bij de toelichting van artikel 3 reeds is opgemerkt is het
nagenoeg niet mogelijk alle sub)-afdelingen van een dienst
rechtstreeks te laten vertegenwoordigen.
Anderzijds is de vraag om verschillende groeperingen binnen een
dienst (niet alleen afdelingen of bureau's, maar b.v. ook jeug
digen, part-time werkers, medewerksters etc.) te laten vertegen
woordigen m.a.w. de vraag naar een zekere spreiding in vertegen
woordiging wel begrijpelijk.
De vakorganisaties, aan wie de kandidaatstelling is voorbehouden,
hebben verklaard hun verantwoordelijkheid in deze te kennen en
naar vermogen rekening te houden met eventuele bijzondere wensen
van de takken van dienst.
Artikel 5.
Voor de verkiezingsprocedure zal een afzonderlijk reglement wor
den opgesteld. Gelet op de daarin te regelen materie komt het
wenselijk voor diebuiten (een discussie over) een verordening op
de medezeggenschap te houden.
Artikel 6.
De zittingsduur van de medezeggenschapscommissie is gewijzigd van
3 in 4 jaar, conform de normale zittingsperiode van allerlei ver
tegenwoordigende lichamen.
Naar aanleiding van dit artikel moet worden opgemerkt dat het in
stituut van plaatsvervangende leden, dat het vigerende reglement
kent, niet in deze verordening is overgenomen, üm een drietal
redenen hebben wij gemeend hiertoe te moeten besluiten.