bij bijl.nr.400
III/-4-
In de leden 3 en 4 wordt een relatie gelegd tussen de medezeggen
schapscommissie en twee andere overlegniveausTen aanzien van het
overleg op de werkplek wordt de medezeggenschapscommissie een sti
mulerende en begeleidende taak toebedacht (o.a. erkenning van het
recht op werkoverleg, vorming, informatie). In de richting van het
overleg op gemeentelijk niveau, de commissie voor gemeentelijk over
leg in personeelszaken die adviseert over de rechtspositie van het
(gehele) gemeentepersoneel en de algemene lijnen van het personeel-
beleid, wordt aan de medezeggenschapscommissie een adviserende be
voegdheid toegekend.
Gezien de aard en de bedoeling van het overleg komt het gewenst
voor te bepalen dat de medezeggenschapscommissie in principe niet
spreekt over personen.
Artikel 9 en 10.
In het geldende reglement wordt gesproken over overeenstemming
tussen de voorzitter en een meerderheid van de leden van de com
missie. In dit concept wordt de medezeggenschapscommissie als één
geheel bezien en wordt de voorzitter in het geval van een stem
ming, een situatie die zich naar onze mening slechts zelden voordoet,
als een lid van de commissie beschouwd. Als de voorzitter van mening
is dat het besluit van de meerderheid niet in overeenstemming is
te brengen met zijn verantwoordelijkheid biedt het bepaalde in de
artikelen 9 en 10 een procedure via welke het besluit kan worden
opgeschort en aan burgemeester en wethouders worden voorgelegd.
Artikel 11.
Dit artikel biedt een oplossing voor de situatie waarin de mede
zeggenschapscommissie ondanks de noodzaak daartoe, niet tot een
besluit kan komen. Het derde lid geeft dezelfde procedure aan als
binnen de medezeggenschapscommissie onenigheid bestaat over de vraag
of een bepaald onderwerp al of niet valt binnen de beslissingsbe
voegdheid van het hoofd van dienst.
In een huishoudelijk reglement kan nader worden geregeld welke pro
cedure intern in deze situaties wordt gevolgd.
Artikel 17.
Een goede toerusting van de gesprekspartners in de vorm van een
degelijke voorbereiding op de vergaderingen en een communicatie
met de achterban of met deskundigen is een van de voorwaarden
voor goed overleg.
Getracht is de mogelijkheid tot vooroverleg duidelijk aan te ge
ven. Deze duidelijkheid betekent ook een zekere afbakening. Een
ruimere formulering met name wat de communicatie met de achterban
betreft lijkt ons voorshands niet doenlijk. De indruk bestaat dat
de faciliteiten, verleend aan de vakorganisaties met betrekking
tot verlof ten behoeve van vakbondswerk (26 dagen per jaar) niet
geheel worden benut.
Als uitbreiding van faciliteiten voor gekozen leden van medezeg
genschapscommissies noodzakelijk wordt geacht en de faciliteiten
aan kader- en m.c.-leden niet geheel gebruikt worden lijkt het ons
praktisch om naast het verlof voor het bijwonen van g.o.-verga
deringen en van voor vergaderingen en bijeenkomsten van de mede
zeggenschapscommissie de betrokken faciliteitenregeling van toe
passing te verklaren indien gekozen m.c.-leden voorbereidende
en/of uitvoerende werkzaamheden t.b.v. de medezeggenschapscommissie
moeten verrichten.
Hoewel de vakorganisaties m.c.-activiteiten als dienstactiviteiten
en niet als vakbondsactiviteiten beschouwen gaan zij akkoord met
deze regeling.