bij bijl.nr.400
III/-5"
Hoewel het begrip "anderen" in lid 2 zonder enige nadere omschrij
ving ruim geïnterpreteerd zou kunnen worden, zijn wij van mening
dat aan degenen die de gekozen leden in hun vooroverleg bijstaan
wel de eis gesteld moet worden dat zij beschikken over een speci
fieke deskundigheid ten aanzien van het onderwerp dat aan de orde
is
Artikel 20.
Wij zijn er ons van bewust dat over de wenselijkheid van openbare
of besloten vergaderingen bij het soort overleg, dat hier aan de
orde is, verschillend wordt gedacht.
Onze voorkeur is uitgegaan naar kontinuering van de bestaande si
tuatie, dat wil zeggen naar besloten vergaderingen, en wel om
drietal redenen. Allereerst kan naar onze mening openbaarheid af
breuk doen aan de sfeer van vertrouwelijkheid die dit overleg zou
moeten kenmerken. Vervolgens leidt openbaarheid gemakkelijk tot
"Bühne"-werk dat de kwaliteit van de discussies niet ten goede komt.
En tenslotte belemmert openbaarheid wellicht dat zaken, met moge
lijk negatieve gevolgen, zeer vroegtijdig aan de orde worden ge
steld vanwege de onrust die dat zou kunnen veroorzaken.
Wat betreft de duur van de in het tweede lid bedoelde geheimhou
ding zijn wij van mening dat die zich in het algemeen niet verder
zal uitstrekken dan tot de volgende vergadering; dan kan een nieuwe
afspraak op dit punt worden gemaakt. Voor het overige zouden wij
met betrekking tot deze geheimhouding de overlegverordening willen
citeren, waarin in artikel 12, lid 4 wordt bepaald: "De voorzitter
kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud
van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen.
Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van burgemeester en
wethouders en van de raad alsmede niet tegenover de hoofdbesturen
van de vertegenwoordigde organisaties".
Omdat het in bepaalde situaties toch gewenst kan zijn dat een
ambtenaar of een groep van ambtenaren de vergadering bijwoont, om
dat een zaak aan de orde is die hen bijzonder betreft, hebben wij
artikel 19,4 opgenomen. Dit artikel biedt de voorzitter de mogelijk
heid om de vergadering door ambtenaren, die niet tot de commissie
behoren, te doen bijwonen.
Artikel 21,1.
Hoewel de termijn van één week erg kort kan lijken, menen wij toch
dat zij met het oog op een snelle en goede voorlichting aan het
personeel noodzakelijk is. Wellicht is als methode om op zo korte
termijn een samenvattend verslag dat ieders instemming heeft, te
kunnen samenstellen aan te bevelen dat de voorzitter na de behande
ling van elk agendapunt een korte conclusie formuleert. Qp deze
wijze behoeft de samenstelling van een kort verslag geen problemen
op te roepen.
Artikel 21,2.
Enerzijds zijn wij van mening dat uit de verslagen duidelijk moet
blijken wie wat gezegd heeft, o.a. uit een oogpunt van goede voor
lichting aan de achterban.
Anderzijds realiseren wij onsdat via het vooroverleg vaak een woord
voerder namens de gekozen leden wordt aangewezen en dat in dat ge
val het noemen van namen weinig zin heeft. Waar derhalve sprake is
van een "spreken namens" kan naar onze mening worden volstaan met
een aanduiding als "de gekozen leden". Waar een of meerdere leden
echter duidelijk een persoonlijk standpunt innemen moet dit duide
lijk uit het verslag blijken.