oog op de toekomstige situatie (parkeren, openbaar vervoer, langzaam
verkeer, wegenstructuur); duidelijk is dat deze onderwerpen de mees-,
te urgentie hebben met het oog op het vèrkrijgen van rijksbijdragen;
dit neemt niet weg dat er onzekerheid bestaat over de plaats van het
plan in het geheel van gemeentelijke maatregelen en met name m.b.t.
de ruimtelijke ordening alsook in verband met de rechtszekerheid van
belanghebbende groepen uit de bevolking; het plan heeft voor zover
de StAR bekend geen juridische basis, hetgeen de vraag oproept hoe
de voorgestelde maatregelen zullen worden vertaald in ruimtelijke
plannen resp. gemeentelijke verordeningen en in hoeverre thans wordt
geanticipeerd op deze toekomstige maatregelen.
2. de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en prognoses.
Naar het oordeel van de StAR vormt het aan het verkeerscirculatie
plan ten grondslag liggende onderzoeksmateriaal enerzijds een te
smalle basis voor het nemen van maatregelen zoals voorgesteld en is
dit materiaal anderzijds als te oud te beschouwen; herijking aan de
hand van doorlopend onderzoek wordt nodig geacht. Daarnaast is bij
de prognoses van veronderstellingen uitgegaan die op zijn minst .dis
cutabel zijn (pag. 32 van concept-plan); in dit verband wordt op wil
lekeurige wijze gewezen op de mededeling dat in de toekomst sprake
zal zijn van een zelfde verdeling van bezoekers aan het centrum van
uit de regio en Breda als thans; dat de stadsuitbreidingen in de
Haagse Beemden slechts een geringe invloed zullen hebben op het ver
keer naar de binnenstad; dat in 1990 sprake zal zijn van een verzadi
ging van het autobezit;
afgezien van het voorgaande moet worden vastgesteld dat ook bij nadere
bestudering van het cijfermateriaal niet zeer duidelijk is welke de
bestaande capaciteit m.b.t. het parkeren in de binnenstad is en wat,
rekening houdende met de mutaties in de tijd, het beeld is dat ge
durende de werking van het plan (1977/1982) feitelijk en ruimtelijk
aanwezig zal zijn.
Ten slotte wordt opgemerkt dat een relatie met het distributie plano
logisch nodig ware geweest.
3Fasering van de te nemen maatregelen; procesplanning.
De StAR is van oordeel dat het plan een te geringe flexibiliteit ver
toont en ook te weinig garanties biedt m.b.t. de gevolgen van in de