aan de raad der
gemeente Breda
0
Fb/34938
15-11-1978
Bijlage nr. 413
Voorstel van burgemeester en wet
houders tot wijziging van de
"verordening onroerend-goedbelas-
tingen 1979" in verband met:
1de herwaardering van de waarde
in het economische verkeer van
de in de gemeente gelegen on
roerende goederen en
2. een noodzakelijke aanpassing
aan de wettelijke bepalingen.
Tot de invoering van de onroerend-goedbelastingen per 1 januari
1975 heeft de toenmalige raad besloten in de vergadering van no
vember 1973.
Deze invoering, die wettelijk tot 1 januari 1979 zou kunnen worden
uitgesteld, heeft op een vroeger tijdstip plaatsgevonden onder meer
omdat met de vaststelling van de heffingsverordening een bedrag
van 1.000.000,aan jaarlijkse belastingopbrengst kon worden
overgeheveld van het rijk naar de gemeente, zonder dat de belas
ting-betaler daardoor zwaarder zou worden belast.
Voor de heffing van de onroerend-goedbelastingen moesten de in de
gemeente gelegen onroerende goederen worden gewaardeerd naar de
waarde in het economische verkeer. Deze waarde zal ingevolge ar
tikel 5 van het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen
moeten worden bepaald op die, welke aan het onroerend goed dient
te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom zou
kunnen worden overgedragen en de verkrijger het goed in staat
waarin het zich bevindt onmiddellijk en in volle omvang in feite
lijk gebruik zou kunnen nemen, kortom de waarde in vrij oplever-
bare staat.
Omdat de termijn, die gelegen was tussen het moment waarop beslo
ten werd de onroerend-goedbelastingen in te voeren en het tijd
stip waarop de gegevens betreffende de heffing aan de rijksbelas
tingdienst moesten worden verstrekt, te weten 1 november 1975,
te kort was om de in de gemeente gelegen onroerende goederen stuk