bijl. nr. 413
-5-
de belastingplichtigen wenselijk deze peildatum in de verordening op
te nemen. In de bijgevoegde ontwerp-verordening is in artikel 5 be
paald dat de heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand
op 1 januari 1976. Het vervallende artikel 5 ging uit van de vast
stelling naar de toestand bij het begin van het belastingjaar.
Verder is in artikel 6, tweede lid, van de verordening de volgende
bepaling opgenomen:
r "De belasting als bedoeld in artikel 1eerste lid, letter a (de be-
v lasting wegens feitelijk gebruik) wordt niet geheven ter zake van
een onroerend goed indien de heffingsgrondslag minder beloopt dan
6.000,—".
Deze bepaling is opgenomen om het gebruik van een zelfstandige
garage, geen aanhorigheid zijnde van een ander te belasten object,
vrij te kunnen stellen.
Het belasten van deze garages zou, omdat het opsporen van de namen
van de belastingplichtigen een arbeidsintensieve aangelegenheid is,
een opbrengst opleveren die amper de hoogte van de perceptiekosten
zou overtreffen. Deze vrijstellingsbepaling behoort niet te worden
opgenomen in een artikel waarbij de tariefstelling wordt geregeld.
Het ministerie van binnenlandse zaken heeft ons verzocht deze be
paling op te nemen onder de afzonderlijke vrijstellingen. Wij menen
dat wij aan dit verzoek moeten voldoen op de wijze als in de bijge
voegde ontwerp-verordening is aangegeven.
Het in de oude bepaling genoemde bedrag van 6.000,is in verband
met de uitgevoerde herwaardering in een nieuw artikel 7a verhoogd
tot 9.000,
Wij stellen Uw raad voor met ingang van 1 januari 1979 voor de hef
fing van de onroerend-goedbelastingen:
1de in artikel 5 voorgeschreven wijze van jaarlijkse vaststelling
van de heffingsgrondslag zodanig te wijzigen dat in het belasting
jaar 1979 de grondslag wordt vastgesteld naar de toestand per 1
januari 1976;
2. de in artikel 6 genoemde tarieven in verband met de herwaardering
te verlagen tot: