aan de raad der
gemeente Breda
F/1/20119
11-1-1978
1 Inleiding.
Sedert een aantal jaren is op wereldwijde schaal een bewustwor
dingsproces op gang gekomen omtrent de beperktheid van de fossiele
energiebronnen en de noodzaak van een zo zuinig mogelijk energie-
verbruik.
In de op 26 september 1974 door de minister van economische zaken
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal uitgebrachte Energienota
is aan deze problematiek uitvoerig aandacht besteed. In de nota
wordt een landelijk energiebeleid uitgestippeld, dat enerzijds
is gericht op een afremming van de groei van het energieverbruik
en anderzijds beoogt te streven naar een grotere zekerheid om
blijvend te kunnen voorzien in een verantwoorde energiebehoefte.
In dit kader is onder meer van belang het onderzoek naar de mogelijk
heden voor een ruimere toepassing in ons land van stadsverwarming,
ingesteld door een "Beleidsadviesgroep Stadsverwarming". Deze
beleidsadviesgroep heeft de resultaten van haar onderzoek neer
gelegd in een "Interimrapport van de Beleidsadviesgroep Stads
verwarming" hetwelk op 6 mei 1977 is aangeboden aan de minister
van economische zaken.
Het rapport is voor U ter inzage gelegd in de leeskamer.
De Beleidsadviesgroep komt in haar interimrapport tot de conclusie,
dat het aanbeveling verdient om in nieuwe woonwijken de stichting
van zogenaamde "warmtekrachtcentrales", die zowel warmte als
elektriciteit produceren en leveren, in overweging te nemen.
De Beleidsadviesgroep heeft een inventarisatie opgesteld van de
"markt" voor stadsverwarming. In deze inventarisatie zijn onder
meer genoemd 8.000 woningen in de Haagse Beemden.
Bijlage nr. 59
Nota van burgemeester en wet
houders inzake stadsverwarming.