bijlage nr. 126
-3-
De verhouding gemeentebestuur - burger kan als volgt samengevat
worden:
de bewaking van het leefmilieu is een kwestie van mentaliteit van
de burger, ondersteund door voorschriften en activiteiten van de
zijde van de gemeente.
Alvorens de maatregelen van de zijde van het gemeentebestuur te
belichten willen wij allereerst enkele opmerkingen maken over de
bijdragen van de burger tot het bereiken van het gestelde even
wicht
Elke burger zal activiteiten, die verstoring van dit evenwicht
in de hand werken, dienen na te laten, althans te beperken.
Willen wij dus iets doen aan ons gemeentelijk milieu, dan zal
iedere burger moeten - en waarschijnlijk ook wel willen - mee
werken.
Een wat passieve vorm van medewerking is het indienen van klachten
het milieu betreffende. Het aantal klachten is echter betrekkelijk
gering; ze hebben altijd betrekking op bestaande situaties.
Zij handelen over clandestiene vuilstortplaatsen, onjuist parkeren,
drijvend vuil in de singels, burenruzies, lawaai door geluidsin
stallaties, stank van brandend rubber enz. enz.
In het algemeen kan gezegd worden dat klagende burgers zo niet
onmiddellijk, dan toch op termijn tevreden worden gesteld.
De aandacht moet erop worden gevestigd, dat de burger als regel
klaagt over milieuhinder, die hij zelf rechtstreeks ondervindt.
Zijn positieve belangstelling voor de milieubescherming en zijn
betrokkenheid bij het algemeen milieubeheer moeten helaas nog
gering worden genoemd.
Dit blijkt herhaaldelijk bij activiteiten, waarbij brochures e.d.
kosteloos verkrijgbaar worden gesteld. Er zijn maar weinig mensen
die daarop afkomen.
Ook in het geval van industrievestiging, wanneer er in het kader
van b.v. de Hinderwet gelegenheid wordt gegeven tot het indienen
van bezwaren, wordt van deze gelegenheid uitermate weinig gebruik
gemaakt; ook al omdat de burger weinig inzicht in de te verwachten
hinder heeft.