'm<ê
O
bijlage nr. 131
-2-
worden en geweigerd moet worden, indien het bouwwerk in strijd
zou zijn met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan
gestelde eisen;
het perceel waarop appellant een woning en jongveestalling wil
bouwen in het geldend bestemmingsplan plan in hoofdzaak 1958 is
bestemd tot "landelijk gebied I";
ingevolge artikel 2, onder A van de bij dit plan behorende voor
schriften op gronden met deze bestemming woningen en andere ge
bouwen mogen worden opgericht uitsluitend ten behoeve van een
agrarisch bedrijf, mits voldaan wordt aan de nader in deze be
paling gestelde eisen.
Door vertegenwoordigers van Uw raad bij de zitting van 2 december
1977 is betoogd, dat
- aan het bepaalde in artikel 2, onder A van de voorschriften ten
grondslag ligt de bedoeling burgerbouw in het "landelijk gebied"
te weren;
- het gemeentelijk beleid erop gericht is bebouwing ten behoeve van
een nieuw agrarisch bedrijf in dit gebied slechts toe te staan,
wanneer het desbetreffende bouwplan kennelijk strekt ten behoeve
van de oprichting van een agrarisch bedrijf dat in economisch
opzicht reëel is te noemen;
- het bouwplan van appellant niet uitsluitend strekt ten behoeve
van de stichting van een agrarisch bedrijf in bovengenoemde zin.
Daarbij is in aanmerking genomen het feit, dat appellant bij een
eerder in 1973 gedaan verzoek om bouwvergunning heeft vermeld,
dat zijn werkcapaciteit 50$ en minder bedraagt, terwijl ook ge-
meend is betekenis te moeten hechten aan de leeftijd van appellant,
welke ten tijde van de bestreden beslissing 59 jaar was, alsmede
dat ten aanzien van de continuïteit van het 1b stichlm bedrijf geen
zekerheid bestaat;
- de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ter zake een negatief
advies heeft uitgebracht en daarmee het oordeel dat het bouwplan
niet strekt ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf in econo
mische zin heeft bevestigd.