bijlage nr. 135 -2- Over deze dreigende sloop zijn door ons in de raadsvergadering van november 1976 al eerder vragen gesteld, terwijl voorts het wijkteam-centrum van P.v.d.A/P.P.R. er een brief over aan het college heeft geschreven. Deze brief, waarop trouwens nog geen antwoord is gekomen, dateert van oktober 1977. Namens de bewoners van deze huisjes is ons vanavond een open brief overhandigd. Wij vinden dat de eis binnen twee en een halve week een andere woning te zoeken en te verhuizen onmogelijk en onmenselijk is. Inmiddels heb ik vernomen dat op 26 januari a.s. een gesprek tussen bewoners en wethouder van Dun zal plaatsvinden. De bewoners blijken hiervan op dit ogenblik nog niet op de hoogte te zijn. Hierover wil ik het college de volgende vragen stellen. 1 Bent U bereid in afwachting van het gesprek met de bewoners de ontruiming op te schorten? 2. Bent U bereid op basis van de toezeggingen die in januari 1977 aan collega Hendriksen naar aanleiding van zijn vragen over de toenmalige onrust zijn gedaan - deze toezeggingen hielden in dat pogingen zouden worden gedaan om met de be woners tot een vergelijk te komen - deze bewoners vervangende huisvesting aan te bieden? 3. Bent U bereid de afwikkeling van de kwestie op uiterst soepele en goed gecoördineerde wijze te doen plaatsvinden? ANTWOORD: Naar aanleiding van de door U gestelde vraag in de raadsverga dering van januari 1978 met betrekking tot de problematiek in de Vuchtstraat delen wij U mede, dat door ons college uitstel van ontruiming is verleend aan de bewoners tot de datum van 1 juli 1978. Door de bewoners is een bezwaarschrift op grond van de wet Arob ingediend, welk bezwaarschrift thans nog in behandeling is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 600