ilaVS/Kl) gemeente Breda bij bijlage nr. 193 I De raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 272, letter a en 273 van de gemeentewet, alsmede op het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de on roerend-goedbelastingen. Voorwerp van de belastingen: belastbaar feit: belastingplicht. Artikel 1 1Ter zake van binnen de gemeente gelegen gipond onroerend goed worden onder de naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks ge heven: a. een directe belasting van degene, die - naarcfe omstandig heden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk recht of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belastingjaar van een onroerend goed het genot heeft krach tens zakelijk recht. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a, wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als ge bruik door het hoofd van het huishouden; b. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een onroerend goed is afgestaan, aangemerkt als gebruik door degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan; c. ingeval van verschillende soorten feitelijk gebruik alleen het belangrijkste in aanmerking genomen. 3. Voor de toepassing van het eerste lid, letter b, wordt als ge nothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 863