bij bijl. nr. 193 I
staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende e
krachtens zakelijk recht was. g<
ei
Grondslag van de belastingen. 2. Ii
Artikel 2. Ie
De grondslag waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen worden kg
geheven, is de waarde welke aan het onroerend goed in het econo- ev
mische verkeer kan worden toegekend. ei
3. Bi
Begripsomschrijvingen. de
Artikel 3. ni
Deze verordening verstaat onder: ku
1. een onroerend goed dan wel het onroerend goed: zii
a. een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden - daar- 4. Bi,
onder begrepen de ondergrond van die eigendom en die aan- ini
horigheden - met zijn ongebouwde aanhorigheden; hee
b. indien gedeelte van de in letter a bedoelde eigendommen - goe
andere dan de gedeelten van een onroerend goed als bedoeld gee
in artikel 1tweede lid, letter b - blijkens hun indeling bou
zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden ge- bru
bruikt: elk als zodanig bestemd gedeelte; wor
2. aanhorigheden: 5. Ind
gebouwde en ongebouwde eigendommen, behorende bij en in gebruik bou
zijnde met een gebouwd eigendom of gedeelten daarvan, voor zover zovi
die eerstgenoemde eigendommen, naar de omstandigheden beoordeeld, kan
dienstbaar zijn aan dat gebouwd eigendom of die gedeelten daar- of c
van; j oogc
3woninginvi
een gebouwd eigendom of een gedeelte daarvan als bedoeld in het het
eerste lid, letter a, onderscheidenlijk letter b, dat in hoofd- geno
zaak is bestemd of wordt gebruikt voor woondoeleinden. feit
Voor
Heffingsgrondslagte h
Artikel 4. stam
1Voor de vaststelling van de heffingsgrondslag wordt de waarde in verb
het economische verkeer bepaald op die welke aan het onroerend stel(
goed dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde