bij bijl. nr. 193 VI De in het eerste, derde en vierde lid bedoelde begroting van kosten wordt door of vanwege burgemeester en wethou ders vastgesteld, uitgaande van de door de aanvrager over te leggen raming, tekening(en) en bestek(ken). Bij de vaststelling van de begrote kosten is de aftrek der belasting, bedoeld in artikel 2, juncto artikel 15 van de Wet op de Omzetbelasting 1968, uitgesloten. Burgemeester en wethouders geven van deze vaststelling schriftelijk kennis aan de aanvrager. Indien de bij de aanvrage om vergunning overgelegde begro ting van kosten naar het oordeel van burgemeester en wet houders onjuiste gegevens bevat, stellen zij het bedrag van de geraamde kosten alsnog vast op een bedrag dat in over eenstemming moet worden geacht met de reëele bouwkosten en worden de leges naar dat bedrag berekend. Indien de in het eerste, derde en vierde lid bedoelde ver gunning, vóórdat daarvan gebruik is gemaakt, wordt ingetrok ken om redenen bij de aanvrager gelegen of ambtshalve wordt ingetrokken op grond van artikel 52 van de Woningwet wordt aan leges berekend 3/8 deel van hetgeen krachtens het eerste lid verschuldigd is, met een minimum van 28,in voor komende gevallen vermeerderd met het bedrag dat op grond van het bepaalde in het vijfde lid is verschuldigd. Indien de gevraagde vergunning niet wordt verleend wordt aan leges geheven 34 Indien de gevraagde vergunning niet wordt verleend en het verzoek om vergunning is gepubliceerd in een of meer dag bladen wordt bovendien het in lid 5 bedoelde bedrag aan leges geheven van 1 50 Artikel 29. a. De leges voor het afgeven van een verklaring van ge reed zijn voor ingebruikgeving of ingebruikneming als bedoeld in artikel 28, lid 2, van de bouwverordening voor de gemeente Breda c.q. een verklaring als bedoeld in artikel 54, lid 1 der Woningwet, bedragen per bouwwerk of per woning in meergezinshuizen 14

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 905