bij bijl. nr. 203 II -9- De gemeente is verplicht binnen 6 maanden na de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde dag, waarop het erfpachtsrecht eindigt en de grond met opstal ter vrije beschikking van de gemeente gesteld zijn, een openbare verkoping volgens plaatselijke gewoonten en onder de gebruikelijke veilingvoorwaarden te doen houden en een erfpachtsrecht op de grond met de opstal te verlenen voor het nog niet verstreken gedeelte van de termijn van het geëindigde erfpachtsrecht, onder de voor dat recht gegolden hebbende bepalingen en voorwaarden; De opbrengst van de verkoping wordt aan de erfpachtster, wier erfpachtsrecht geëindigd is, uitgekeerd na aftrek van hetgeen aan de gemeente m.b.t. dat recht nog verschuldigd is en van de te haren laste komende kosten der verkoping; Indien echter het erfpachtsrecht met hypotheek bezwaard was, wordt met afwijking van het bepaalde in het vorige lid, de opbrengst na aftrek van de achterstallige bedragen van de canon en van de in het eerste lid van artikel 18, genoemde boete, aan de hypotheekhouders uitgekeerd tot een door burge meester en wethouders vast te stellen bedrag, gelijk aan het bedrag, dat aan hypotheekhouders toekomen zou, indien het een verdeling gold van de koopprijs in geval van gerechte lijke verkoop van het erfpachtsrecht en wordt het daarna overblijvende gedeelte van de opbrengst aan de erfpachtster, wier erfpachtsrecht geëindigd is, uitgekeerd na aftrek van hetgeen aan de gemeente met betrekking tot dat recht overigens nog verschuldigd is en van de te haren laste komende kosten van de openbare verkoping; Generlei uitkering aan de erfpachtster heeft plaats, zolang niet de grond met de opstal ter vrije beschikking van de gemeente gesteld is; Indien bij de openbare verkoping geen bod wordt gedaan, is de gemeente niet tot enige uitkering verplicht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 964