bij bijl. nr. 203 II -1 0- Artikel 22. De gemeente zal zonder toestemming van de hypotheekhouders, niet medewerken tot uitdrukkelijke opheffing van het erfpachts- recht bij minnelijke overeenkomst of tot het verkrijgen van het erfpachtsrecht anders dan bij wegen van onteindiging ten algemene nutte. Artikel 23. 1Gedurende 6 maanden vóór het eindigen van het erfpachtsrecht door verloop van de termijn, waarvoor het recht is verleend, is de erfpachtster gehouden de grond en het daarop gestichte - dit laatste ook inwendig - voor gegadigden ter bezichti ging te stellen op de door burgemeester en wethouders be paalde uren en dag; 2. Wegens die bezichtiging mag geen vergoeding geëist en mogen geen kosten in rekening gebracht worden. Artikel 24. De gemeente bepaalt aan het einde van de erfpachtsperiode of de grond al of niet vrij van opstallen wordt opgeleverd. Ten minste een jaar voor het beëindigen van het erfpachtsrecht wordt de erfpachtster van zodanig besluit schriftelijk op de hoogte gesteld. Artikel 23. Onder opstal verstaan deze voorwaarden de op of in de grond aan wezige onroerende goederen met uitzondering van machines, machine delen, onderdelen van werktuigen, alsmede hun bevestiging en ge leidingen, voor zover deze niet mede constructieve delen van het gebouw zijn. Artikel 26. 1 Indien de erfpachtster een termijn, binnen welke zij een ver plichting moet nakomen ongebruikt laat voorbijgaan, is zij door het enkel verloop van de termijn in gebreke, zonder dat daartoe een ingebrekestelling vereist wordt;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 965