bij bijl. nr. 206
-3-
Artikel 7-
1. Het is de eigenaar, gebruiker of houder van een woonwagen
verboden om met zijn woonwagen een standplaats in te nemen
en/of te blijven innemen, indien de woonwagen niet meer als
woning wordt gebezigd of niet langer daartoe is bestemd.
2. Het is verboden met een woonwagen standplaats te blijven in
nemen, indien de hoofdbewoner en de andere bewoners van de
woonwagen, naar het oordeel van het bestuur, gedurende meer
dan zes maanden zonder wezenlijke onderbreking vrijwillig
buiten het woonwagencentrum verblijven.
Artikel 8.
1. De hoofdbewoner die met zijn woonwagen een standplaats heeft
ingenomen en voornemens is het woonwagencentrum te verlaten,
is verplicht de beheerder hiervan ten minste 48 uur vóór het
vertrek in kennis te stellen.
2. Bij het verlaten van een standplaats, is de hoofdbewoner van
de woonwagen verplicht te zorgen, dat de standplaats en de
eventueel zich daarop bevindende berging geheel ontruimd en
schoon worden achtergelaten.
Artikel 9.
Een ieder, die een standplaats op het woonwagencentrum inneemt,
is verplicht een waarborgsom, standplaatsgeld en - indien gebruik
wordt gemaakt van een werkterrein en/of werkplaats - een vergoe
ding voor het gebruik van deze voorzieningen te voldoen, overeen
komstig de bepalingen van de "verordening op de heffing en invor
dering van gelden, verband houdende met het hebben van een stand
plaats op het woonwagencentrum te Breda".
Paragraaf III - De orde op het woonwagencentrum
Artikel 10.