vervolg)
reid-
5. Bent U met ons van mening dat indien een bepaalde activiteit
van een groepering of instelling in de stad niet gewenst is,
werk-
het beter is dat de betrokkenen hierover vroegtijdig en met
redenen omkleed worden ingelicht en dat in dat geval de ver
gunning niet eerst toch verleend dient te worden?
ANTWOORD
rkie-
op
Ad 1
Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord.
e-
Wie
ater-
Ad 2.
Wij, noch de burgemeester hebben verondersteld, dat
plaatsing van een dergelijke informatiestand tijdens het
d
ig-
Festival problemen zou kunnen opleveren voor de openbare orde
en veiligheid. Daarom is aan Uw partij ook een vergunning daar
toe verleend.
Het niet plaatsen van de informatiestand is het gevolg van
ons
een betreurenswaardige reeks van misverstanden tussen de
secretarie, de politie en de verhuurinrichting van derge
lijke stands. Voor zover het gemeentelijk apparaat mede
ival
verantwoordelijkheid draagt voor deze misverstanden bieden
op-
wij U daarvoor onze excuses aan.
eer,
Ad 3.
De gemeente dient inderdaad de betrokken partijen en andere
en
betrokken instanties daartoe de ruimte te verlenen.
de
i?
Ad 1.
Uiteraard zullen wij de gestelde regelen en afspraken be
;erij
lelne-
treffende het inrichten van stands ook ten aanzien van de
politieke partijen, die daartoe vergunning vragen, hanteren.
Ad 5.
Ja
d
VRAAG (d.d. 25-1-1979 gesteld ing. art. 10, 2e lid R.v.O.)
De heer N. Garritsen:
Onlangs mochten wij van U een afschrift ontvangen van Uw ant-
-22-
-23-