2. Kan het college eveneens mededelen, Indien de in vraag 1 be
doelde instructie is ontvangen, wat de precieze inhoud van
deze instructie is?
3. Heeft de burgemeester, bij ontvangst van deze instructie, ken
baar gemaakt aan de minister van Binnenlandse zaken, dat hij
de instructie strijdig acht met de "normale" B.V.D. en in
lichtingendienst taken en daarom medewerking weigert aan de
uitvoering van genoemde instructie? Zo nee, waarom niet?
4Indien de burgemeester wel heeft meegewerkt aan het uitvoeren
van de instructie, kan hij dan mededelen op welke wijze dit
gebeurd is en hoeveel personen op grond van deze instructie
zijn geregistreerd?
5. Heeft het college de ondernemingsraden in Breda geïnformeerd
over de activiteiten van de politie inlichtingendienst, wan
neer vraag 4 bevestigend wordt beantwoord? Zo nee, waarom niet?
6. Wordt de instructie, bij bevestiging van vraag 1, momenteel
nog steeds gehanteerd?
7. Indien de instructie is ingetrokken is het college dan bereid
en in staat dit op grond van stukken aan te tonen?
8. Bij bevestiging van vraag 7, kan het college dan meedelen of
de verzameling van persoonsgegevens vernietigd is en zo ja,
wanneer?
ANTWOORD
Naar aanleiding van Uw vragen ex artikel 40 R.v.O. aan het college
van burgemeester en wethouders betreffende een instructie van de
binnenlandse veiligheidsdienst d.d. 5 maart 1965, bericht ik U in
mijn hoedanigheid van hoofd van de politie.
De regeling van de taak, de organisatie, de werkwijze en de samen
werking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is vastgelegd
in een Koninklijk Besluit van 5 augustus 1972.
Hoofdstuk III van dit Besluit betreft de binnenlandse veiligheids
dienst. In artikel III-2 wordt bepaald, dat deze dienst werkzaam