Totaal bijl. nr. 225 -li- Voor het jaar 1980 zouden de volgende tarieven kunnen worden vastgesteld, zulks per 3.000,-- waarde in het economische verkeer - voor de zakelijk genothebbenden 8,70 en - voor de feitelijke gebruikers 6,60. Bij het hanteren van bovengenoemde tarieven kan de volgende opbrengst worden geraamd - ten laste van de zakelijk genothebbenden 1.1911.000 x 8,70 10.387.000,-- - ten laste van de feitelijke gebruikers 1.155.600 x 6,60 7-627.000,-- Totale opbrengst in het jaar 1980 18^014^.000^ Ingevolge artikel 273 van de gemeentewet mag de opbrengst van de heffing van de onroerend-goedbelastingen ten laste van de zakelijk genothebbenden niet hoger zijn dan 15% van de alge mene uitkering uit het gemeentefonds. Voor de feitelijke ge bruikers geldt in dit verband een percentage van 12. De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt voor het jaar 1980 begroot op 88.330.000,--. De opbrengst onroerend-goedbelastingen kan dus maximaal bedragen: - voor de zakelijk genothebbenden 15% van 88.330.000,-- of 13.249.500,-- - voor de feitelijke gebruikers 12% van 88.33O.OOO,— of 10.599.600,— üit het bovenstaande blijkt dat bij hantering van de voorgestelde tarieven nog een ruimte aanwezig blijft van: - voor de zakelijk genothebbenden 13.249.500 - 10.387.000 of 2.862.500,— - voor de feitelijke gebruikers 10.599.600 - 7.627.000 of 2.972.600,— Totaal van de nog aanwezige ruimte X__5I.835i 100^ Een verhoging van 1 van de tarieven van die belastingen, die tot de budgettaire capaciteit worden gerekend zal een meeropbrengst van ongeveer 249.000,moeten opleveren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1128