bijl. nr. 233
doen- dat eigenlijk model 5 nagestreefd moet worden, doch dan
moet wel bedacht worden, dat daarmede de vierde bestuurslaag
bevorderd wordt. Al spreekt het model (zie bldz. 7 van de
stadsgewestelijke nota) van "verlengd locaal bestuur", de
"eigen betekenis" van het Stadsgewest komt zeer nadrukkelijk
naar voren.
Afgezien van de haalbaarheid wil het ons vóórkomen, dat voorals
nog geen reden is model 5 in overweging te nemen.
ad. 2.3.
Naar ons oordeel is het niet noodzakelijk de kwaliteitszetel
van de burgemeester in het stadsgewestbestuur te handhaven. In
de loop van de jaren is gebleken, dat het bij de overdracht van
bevoegdheden met name gaat om bevoegdheden van raad en college
en in veel mindere mate om burgemeestersbevoegdheden. De leden
van de stadsgewestraad waren derhalve te recruteren uit de raden
en de colleges van de deelnemende gemeenten.
Wanneer dit standpunt zou worden overgenomen, moeten hieraan wel
enkele consequenties worden verbonden, als hoedanig hier mogen
worden genoemd:
a. De huidige gemeenschappelijke regeling Stadsgewest Breda is
gesloten tussen "de raden, respectievelijk de colleges van
b. en w. en de burgemeesters, ieder voor zoveel hun bevoegd
heid betreft" van de deelnemende gemeenten.
In het hier bedoelde geval zullen de burgemeesters hieruit
gelicht moeten worden. Zij zullen geen bevoegdheden aan het
Stadsgewest overdragen en (dus) qualitate qua niet in de be
stuursorganen participeren.
b. Bij de onder ad. 2.2. besproken afspiegeling van de politieke
samenstelling van de totale gewestbevolking zal ook de poli
tieke gezindheid van de in het Stadsgewest optredende Durge-
meesters (nü als college-vertegenwoordiger)in het geding
komen. Hiertegen lijkt weinig bezwaar te bestaan.
c. Wel mag de vraag onder het oog worden gezien, of zonder de
medewerking van de burgemeesters q.q. het dagelijks bestuur
en de commissies nog wel zullen kunnen functioneren.