4-
h dan
laag
e
e
lijk
voorals-
etel
ven. In
acht van
college
leden
de raden
eraan wel
mogen
reda is
s van
evoegd-
ïeruit
aan het
de be-
olitieke
e poli-
Durge-
geding
der de
bestuur
bijl. nr. 233
-5-
Het lijkt overigens niet uitgesloten - zoals reeds gesteld -
dat vele burgemeesters toch in de organen van het Stadsgewest
zullen zitting krijgen, nü niet qualitate qua, maar aan
gewezen door de colleges van b. en w.
ad. 2.4.
Artikel 61 van de gemeenschappelijke regeling Stadsgewest
Breda bepaalt, dat de regeling kan worden gewijzigd op de
zelfde wijze als waarop zij is tot stand gekomen. Dit betekent,
dat alle bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten daar
toe moeten besluiten. Deze regeling wordt wel aangeduid als
"veto-recht"
Hier en daar - maar vooral van Stadsgewest-zijde - wordt hier
tegen bezwaar gemaakt, doch het wil ons vóórkomen, dat in
principe de regel moet worden gehandhaafd. Er is wel gedacht
aan de mogelijkheid de gemeenschappelijke regeling te wijzigen
met een versterkte meerderheid van 2/3 of 3/4 van het aantal
deelnemende gemeenten, doch een dergelijk voorstel achten wij
vooralsnog onaanvaardbaar, omdat daarbij in het geheel geen
rekening wordt gehouden met het aantal inwoners van de diverse
"gemeenten. De stem van een veel kleinere gemeente is gelijk aan
de stem van Breda.
Ook is wel de gedachte aan een soort "getrapt vetorecht" ge
opperd, in die zin, dat een wijziging van de gemeenschappelijke
regeling in principe met medewerking van alle deelnemende ge
meenten tot stand komt, maar - wanneer zulks niet blijkt te
gelukken - een tweede poging kan worden gedaan, in welk geval
een versterkte meerderheid voldoende zou zijn.
i
jHpe dit alles zij, wij zijn van mening, dat vooralsnog de
r.egeling van artikel 61 van de gemeenschappelijke regeling
"veto-recht"in stand moet blijven.
i i
,,ad. 3.1.
Vergeleken bijvoorbeeld met provinciale staten van Noord-
Brabant (1 voorzitter met 79 leden) is de stadsgewestraad