aan de raad der
gemeente Breda
st/3/48980
19-9-1979
Bijlage nr. 324
Voorstel van burgemeester en wet
houders tot niet-ontvankelijkver-
klaring van de heer A.P.J. Ruwiel
in zijn beroep tegen de aanschrij
ving d.d. 23 mei 1979.
Op 23 mei 1979 is de heer A.P.J. Ruwiel aangeschreven* binnen
een termijn van 60 dagen na het verstrijken van de beroepster
mijn of binnen een termijn van 60 dagen nadat deze aanschrijving
in beroep is gehandhaafd de nodige voorzieningen te treffen ter
opheffing van de gebreken aan de woning Haagweg 211 of de be
woning te staken. Hij is gewaarschuwd, dat, indien dit niet of
niet naar behoren zou zijn geschied of de bewoning niet zou
zijn gestaakt de procedure tot onbewoonbaarverklaring zal
worden ingezet.
Naar aanleiding van deze aanschrijving heeft de heer Ruwiel
gereageerd met een beroepschrift* gedateerd 7 juni 1979.
Ingevolge het bepaalde in artikel 30, lid 1 van de Woningwet
kan degene tot wie een aanschrijving, als bedoeld in artikel
25 en 26 van de Woningwet, is gericht voorziening vragen bij
de gemeenteraad binnen 14 dagen na de dag waarop de aan
schrijving is verzonden.
De aanschrijving aan de heer Ruwiel is verzonden op 23 mei
1979. De beroepstermijn loopt tot en met 6 juni 1979. Het
beroepschrift, gedateerd 7 juni 1979 en ingekomen op 11 juni
1979 overschrijdt deze beroepstermijn. Bovendien is het be
roepschrift gericht tot ons college in plaats van aan Uw raad.
Het bovenstaande is een reden tot niet-ontvankelijkverklaring
van de heer Ruwiel in zijn beroep.
Wat de inhoud van het beroepschrift betreft, kan het volgende
worden meegedeeld.
De motieven, die worden aangevoerd, zijn de volgende.
1. Het laatste jaar is tussen de 30 en 40.000 gulden besteed
aan voorzieningen in en buiten het pand, zoals reparatie