bij bijl. nr. 331
-8-
hebben ontvangen indien het bepaalde onder c of d niet
op hem van toepassing zou zijn geweest, wordt het ver
schil hem bij wijze van toelage Uitgekeerd.
2. In afwijking van het vorige lid, onder c, eindigt het
recht op uitkering, indien de belanghebbende uit hoofde
van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is verklaard
voor het vervullen van de betrekking, die hij gedurende
de met recht op uitkering doorgebrachte tijd bekleedde
en waarin hij ambtenaar was in de zin van de Algemene
burgerlijke pensioenwet, met ingang van de dag waarop
de belanghebbende uit evenbedoelde betrekking is ont
slagen
3. Het recht op uitkering kan geheel of ten dele vervallen
worden verklaard indien de belanghebbende de gegevens die
noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering
van de uitkering niet, niet volledig, of onjuist verstrekt,
dan wel de verplichting als bedoeld in artikel 9 niet
nakomt
Artikel 11
1.a. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belang
hebbende aan wie een uitkering is toegekend, wordt aan
de weduwe of weduwnaar van wie de overledene niet duur
zaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk
aan de uitkering berekend over een tijdvak van drie maan
den vermeerderd met de toeslag bedoeld in artikel 8.
b. Indien op de uitkering een vermindering wordt toegepast
krachtens artikel 5 en artikel 6, is het bedrag dat in
gevolge de voorafgaande volzin wordt toegekend, gelijk aan
het bedrag van de verminderde uitkering, waarop de belang
hebbende vóór zijn overlijden aanspraak had, gerekend over
een tijdvak van drie maanden.
2.a. Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar, van wie
de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, ge
schiedt de toekenning van het bedrag als bedoeld in het