bijl. nr. 350 -2- Voor het jaar 1979 is geraamd een opbrengst van: - ten laste van de feitelijke gebruikers 7.290.800, - ten laste van de zakelijk genothebbenden 9.980.700, ƒ17.271 .500,— Voor het belastingjaar 1979 kan dus een meeropbrengst worden verwacht van 728.500. Deze meeropbrengst is het gevolg van het thans blijkende hogere totaalbedrag aan waarde in het economische verkeer door hertaxatie in de gemeente dan op het moment, waarop de tarieven voor het jaar 1979 moesten worden voorbereid kon worden verwacht De tarieven voor het jaar 1979 zijn onherroepelijk en kunnen dus niet meer worden aangepast. Voor het belastingjaar 1980 heeft Uw raad in de vergadering van 23 augustus 1979 voor de onroerend-goedbelastingen de volgende tarieven vastgesteld, zulks per 3.000,waarde in het economische verkeer: - voor de feitelijke gebruikers 6,60 en - voor de zakelijk genothebbenden 8,70. Met toepassing van deze tarieven verwachten wij in het be grotingsjaar 1980, aan de hand van de toen voorhanden zijnde gegevens een opbrengst van: - ten laste van de feitelijke gebruikers 7.627.000, - ten laste van de zakelijk genothebbenden ƒ10.387.000, Totaal ƒ18.014.000,— Het is duidelijk dat uit de thans bekende gegevens de conclusie moet worden getrokken dat een veel hogere opbrengst voor het jaar 1980 kan worden verwacht als de tarieven, zoals deze in de augustusvergadering 1979 zijn vastgesteld worden toegepast. Het is U bekend dat wij van mening zijn dat de burgers door de wettelijk noodzakelijke herwaardering van de grondslagen geen extra lasten in totaliteit dienen te worden opgelegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1659