bijlage nr. 42 gadigden hebben bij de verkrijging van woningen c.q. woon ruimte, terwijl het tevens voor de hand ligt dat hier de onroerend-goed-speculatie in de hand wordt gewerkt. In dit verband zij nog verwezen naar de algemene uitgangs punten als genoemd aan het slot van paragraaf 2 Vervolgens zou het denkbaar zijn, dat men het woningaan bod in overeenstemming brengt met de vraag en wel door opvoering van de bouwcapaciteit. Juist in de aanloopperio de van een plan is deze methode niet te realiseren zonder dat dit gepaard gaat met een aanzienlijk verlies aan plan kwaliteit. Vergroting van de bouwproductie in bepaalde woningcategorieën ter tegemoetkoming aan de vraag juist naar die woningen is technisch niet mogelijk (zie bij voorbeeld het plan van E.D. waar alle categorieën in een bouwstroom zijn ondergebracht) nog daargelaten, of bijv. een vergroting of versnelling van de bouwproductie in de gesubsidieerde woningbouw door het Rijk geaccepteerd zou worden in verband met de (fasering van de) financiële consequenties Het vorenstaande leidt dan tenslotte tot de conclusie, dat het onder de gegeven omstandigheden (grote vraag, klein en inelastisch aanbod) alleen mogelijk is de vraag naar en het aanbod van woningen in overeenstemming te brengen door maatregelen ter beperking van de vraag, derhalve door invoering van een toelatingsbeleid. 4. De inhoud van het toelatingsbeleid Wij menen, dat een redelijk en hanteerbaar toelatings beleid kan worden gevonden in het invoeren van het ver eiste van de economische c.q. sociale gebondenheid als voorkeurscriterium bij de uitgifte van voor woningbouw bestemde gronden. Op andere methodieken, die wij gegeven de aard van de problematiek minder geschikt achten, komen wij nog nader terug. Alvorens nader in te gaan op de inhoud van het zojuist geformuleerde criterium zij allereerst en wellicht ten overvloede gesteld, dat uit het feit, dat een toelatings-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 187