volgende bedragen van de verschillende jaren mede beïnvloed zijn door effecten van de nominale loon- en prijsstijgingen. Wij hebben daarom opnieuw doen nagaan of het mogelijk is de meerjarenbegroting op te zetten in constante prijzen. De vraag daarbij is of bij een latere omzetting van een meer jarenbegroting van constante prijzen naar lopende prijzen geen al te grote problemen ontstaan, of met andere woorden: worden de dan in de begroting te verwerken loon- en prijs stijgingen ook aan de inkomstenkant voldoende gecompenseerd. Voor wat de loonstijging betreft kan het uitgangspunt, dat hiervoor voor de onrendabele sectoren volledige compensatie uit het gemeentefonds wordt verkregen, worden gehandhaafd. Voor de prijsstijging ligt dit met betrekking tot de gemeente fondsuitkering wat ongunstiger. Gebleken is, dat niet op een volledige prijscompensatie mag worden gerekend. Om de hiervoor geschetste problemen te voor komen zal in het vervolg moeten worden uitgegaan van een prijscompensatie van 90%. Diverse calculaties hebben uitge wezen dat in totaliteit de compensatie van toekomstige loon- en prijsstijgingen geen grote problemen zullen opleveren. Dit geldt temeer, omdat de loon- en prijsstijgingen thans en naar verwachting ook in de naaste toekomst belangrijk lager zijn dan de accressen die wij in het recente verleden hebben gekend Wij menen daarom, dat een opzet van de meerjarenbegroting in constante prijzen verantwoord is, waarbij wij de verbetering van het inzicht in de begrotingen in de opvolgende jaren als een zeer belangrijk voordeel zien. Omdat het hier gaat om de cyclus 1980-1983 is het logisch uit te gaan van het prijsniveau 1980. Alle in dit stuk opgenomen berekeningen en bedragen zijn daarom gesteld in guldens 1980 (uitgezonderd de begrotingscijfers 1979, die op het prijs niveau van dat jaar zijn geënt).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 388