zij in economische zin verbruikt is, de middelen beschikbaar moeten zijn om tot vervanging over te gaan. Bij een stijging van kostenniveau leidt dit tot belangrijk hogere afschrij vingslasten, dan bij afschrijving op historische kostprijs basis. In feite wordt dan een reserve gevormd om toekomstige vervanging mogelijk te maken. Ook bij overheidsbedrijven is wel het systeem van afschrijving naar vervangingswaarde gehanteerd. In het algemeen echter wordt het standpunt ge huldigd - en wij onderschrijven die stellingname - dat de continuiteit van overheidsbedrijven op een andere wijze wordt gegarandeerd. De taakstelling van de overheid zou men kunnen zeggen is de eerste garantie voor de continuiteit van een bedrijf als het Energie- en Waterbedrijf. Bedrijfseconomisch gezien zou het echter reëel zijn met de kosten van afschrijving naar vervangingswaarde in de exploi tatie rekening te houden en derhalve ook in de tariefstel ling tot uitdrukking te brengen. Daar nu enerzijds de over heid de continuiteit op andere wijze garandeert, anderzijds diezelfde overheid zich gesteld ziet voor een groot aantal taken in het belang van de inwoners van de stadis het naar onze mening verantwoord de winst uit het Energie- en Water bedrijf althans een gedeelte daarvan als algemeen dekkings middel aan te wijzen. Door het Energie- en Waterbedrijf is een prognose opgezet omtrent de te verwachten resultaten van het bedrijf over de jaren 1979 tot en met 1982. Hierbij is uitgegaan van een inflatie van 5$ voor wat betreft de loonkosten en voor overige kosten en een tarief c.q. margeverbetering van 1 Rekening houdend met de winstuitkering zoals die bij de meerjarenbegroting 1979-1982 is vastgesteld resteren de vol gende bedragen wegens overwinst (dus na aftrek van de winst uitkering)

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 394