bijl. nr. 113 ~'1~
Buiten hetgeen hierboven werd opgemerkt over de reacties op het
concept van het derde deel van de nota bejaardenhuisvesting, wil
len wij U nog informeren over enige recente ontwikkelingen met
betrekking tot de bejaardenoorden, te weten:
- onlangs heeft de heer A.J. Gijsbers, Directeur Maatschappelijke
Dienstverlening van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk, een rede gehouden, waarin werd gesteld
dat niet alleen nieuwbouw doch ook renovatie van verzorgingste
huizen uit de zestiger jaren in de komende jaren (vrijwel) uit
gesloten moet worden geacht (zie bijlage XII). Onduidelijk is of
deze opvatting wordt gedeeld door de betrokken minister. Indien
het gestelde door de heer Gijsbers inderdaad gedragen (gaat)
wordt(en) op politiek - bestuurlijk niveau, zal dit consequen
ties hebben voor onderhavige nota. Het open laten van de moge
lijkheid van het realiseren van een verzorgingscapaciteit in
Breda-Noord wordt namelijk gemotiveerd met de capaciteitsvermin
dering aan bedden waarmee de renovaties van tehuizen in Breda
welke zijn gebouwd in de jaren zestig, gepaard zouden gaan.
- uit een recentelijk op basis van gegevens van de Indicatiecom
missie Bejaardenoorden samengesteld overzicht (zie bijlage XIII)
blijkt de behoefte aan verzorgingsbedden in Breda nog even ma
nifest als in paragraaf 2.2.3. van de nota is vermeld.
Zo komt uit het betreffende overzicht (punt IV en V) naar voren
dat op de huidige wachtlijsten van de Bredase verzorgingstehui
zen in totaal 279 positief-geïndiceerde bejaarden uit Breda
zijn ingeschreven, terwijl de gemiddelde wachttijd voor opname
van een positief-geïndiceerde bejaarde op dit moment gemiddeld
21 maanden bedraagt.
Een en ander bevestigt ons in de ook in de nota neergelegde op
vatting dat een genuanceerde benadering van de T/o norm dringend
gewenst is.
Wij stellen Uw raad voor akkoord te gaan met de derde nota bejaar
denhuisvesting en het bijgevoegde ontwerp-besluit