-2- rnee samenhangende vragen en aspecten. Met betrekking tot de verschillende aspecten, welke in afzonder lijke paragrafen aan de orde zullen worden gesteld, zal getracht worden de essentiala in het kort weer te geven: voor een nadere toelichting hierop zal waar nodig worden verwezen naar de bij dit voorstel gevoegde bijlagen. Allereerst zal echter een uiteenzetting en verantwoording worden gegeven over de in de afgelopen maanden afgelegde weg c.q. de gevolgde procedure in de besluitvorming van ons college ter zake van onderhavige materie II. DB GR VOLG DE PROCEDURE. Naar aanleiding van het hierbovenvermelde op 12 mei 1978 gedane verzoek van het Woonwagenschap heeft het toenmalige college nog in dezelfde maand de dienst van openbare werken opdracht gegeven naar een locatie voor een tweede woonwagencentrum in Breda te zoeken. Eind oktober 1978 had genoemde dienst een (eerste) rapport samengesteld over potentiële locaties voor een dergelijk cen trum. Naar aanleiding hiervan is een ambtelijke werkgroep ge formeerd onder leiding van de wethouder van sociale zaken, volksgezondheid, woningtoewijzing en coördinatie welzijnsbe leid, die woonwagenaangelegenheden in haar portefeuille heeft. Door deze werkgroep is een rapport samengesteld, waarin o.a. criteria zijn opgenomen aan de hand waarvan potentiële loca ties voor woonwagenstandplaatsen zijn beoordeeld. Een aantal van de gehanteerde criteria zijn ontleend aan het door het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk gevoerde beleid met betrekking tot de aanleg van woon wagencentra. Genoemd ministerie is van mening dat situering van een woonwagencentrum zodanig moet zijn dat er goede voor waarden bestaan voor de sociale integratie van de woonwagen bewoner, waarbij de loopafstand centrum - woonbebouwing/voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 648