in. DE NOODZAAK VAN EEN TWEEDE WOOMWAGENCENTRUM. -6- Een reden waarom woonwagenbewoners niet bij de oordeelsvorming na december 1978 zijn betrokken vindt, evenals dat ten aanzien van de bewoners in Tuinzigt geldt, mede zijn oorzaak in het feit dat binnen een zeer kort tijdsbestek een beslissing moest worden genomen in deze materie (onder andere door de druk die door het comité werd uitgeoefend). Tevens hebben wij ons afgevraagd in hoeverre de gemeente Breda in deze zaak een duidelijke verantwoordelijkheid draagt voor wat betreft de inspraak van de woonwagenbewoners. Hoewel door de ligging van het woonwagencentrum op Bredaas grondgebied de indruk gewekt kon worden, dat zulks het geval was, hebben wij bij een nadere meningsvorming de vraag toch negatief beantwoord. Immers de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het beleid met betrekking tot de woonwagenbewoners berust bij het Woon wagenschap. Reeds geruime tijd is sprake van een (verregaande) overbezet ting van het huidige regionale centrum aan de Terheijdenseweg. Het centrum is ingericht voor 90 woonwagens. Op dit moment staan 150 woonwagens op het centrum. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat nu de vigerende oppervlakte-norm voor een standplaats 150 m2) ruimer is dan de gehanteerde norm bij de aanleg van het centrum 110 m2) (vanwege het groter worden van de woonwagens). Dat deze overbezetting geresulteerd heeft in een slecht woon- en leefklimaat behoeft geen betoog. Een bevestiging hiervoor kan o.m. worden gevonden in het onlangs uitgebrachte rapport van de brandweer over de brandveiligheid en het door de G.G.D. Stadsgewest Breda ingestelde onderzoek naar de hygiënische omstandigheden op het centrum. Bovenstaande situatie doet zich niet alleen in Breda voor, maar geldt in feite voor vrijwel alle regionale centra in het l-and. Om die reden en vanwege de omstandigheid dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 652