- 7 - bijl. nr. 159 VRAAG (d.d. 29 januari 1979 gesteld ing. art.40, 2e lid R.v.O.) de heer Garritsen In een artikel in de Stem van 24-1-1979 wordt melding gemaakt van het feit dat de fa. Mermans in overtreding is. Mede n.a.v. dit artikel wil ik Uw college de volgende vragen ex. art. 40 van het reglvan orde stellen; 1. Is het juist dat de fa. Mermans grote hoeveelheden brand- en explosiegevaarlijke stoffen heeft opgeslagen achter de panden van Goorstraat 34 en 36? 2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord is genoemde opslag dan overeenkomstig de hinderwet vergunning welke de fa. Mermans in haar bezit heeft? 3. Is het college niet met ons van mening, dat gezien het risico verbonden aan de opslag van grote hoeveelheden brand- en explosiegevaarlijke stoffen in een zo dicht bevolkte buurt sluiting van deze inrichting, geheel of gedeeltelijk, ogenblikkelijk vereist is? 4. Kan het college medelen sinds wanneer zij op de hoogte is van genoemde feiten en welke stappen zij sindsdien heeft ondernomen? ANTWOORD. Ad 1. Op 4 april 1973 hebben wij aan Verfhandel L.J.A. Mermans vergunning ingevolge de hinderwet verleend voor het oprichten enz. van een bewaarplaats voor brandbare vloeistoffen en schildersgereedschappen op het perceel van Goorstraat 34-36. Krachtens deze, in beroep door de Kroon gewijzigde vergunning, is het Mermans toege staan in deze inrichting: a. brandbare vloeistoffen te bewaren in zes ondergrondse tanks b. de vloebtoffen uit bedoelde tanks over te pompen in kleinere eenheden;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 678