bijl. nr. 139 _14_
Ad d. Met in achtneming van het antwoord op de vorige vraag
zullen wij waar en wanneer dit mogelijk is bevorderen,
dat dergelijke calamiteiten in de toekomst zo mogelijk
worden voorkomen, dan wel voor zoveel mogelijk worden
beperkt
Een duidelijker afbakening van de verantwoordelijk
heden tussen de verschillende overheidsinstanties is
daartoe naar onze mening dringend gewenst. Voorts zijn
nadere richtlijnen, inhoudende de brandveiligheids
eisen waaraan bejaardenoorden moeten voldoen, alsmede
een regelmatige controle op de naleving hiervan onont
beerlijk. Wij hopen bovendien door het maken van duide
lijke procedure-afspraken een bijdrage te leveren aan
het voorkomen van een herhaling van de zich voorgedane
calamiteit
VRAAG (d.d. 30 maart 1979 gesteld ing. art. 10, 2e lid R.v.O.)
de heer Oomen
A. In de vergadering van Uw college d.d. 21 februari 1979
hebt U blijkens het verslag, onder no. 1-48 besloten op
het "verzoek tot toestemming voor het houden van de doden
herdenking op 4 mei a.s. bij het monument in het Wilhel-
minapark" dat: "een toestemming is hiervoor niet vereist.
Het college betuigt instemming met dit voorstel".
B. Bij schrijven van 22 maart 1979 werden de fracties in de
gemeenteraad uitgenodigd voor de dodenherdenking op 4 mei.
De secretaris van het comité schrijft daarin o.a. dat het
Wilhelminapark betere waarborgen voor een ongestoord doen
verlopen van de dodenherdenking schept.
C. In De Stem van 28 maart 1979 wordt vermeld dat Uw college
het eens is met de verplaatsing "nu gebleken is dat de
situering van dit monument de herdenking beter tot zijn
recht doet komen".
D. Op 28 april 1978 berichtte U aan het PVDA bestuur Breda,
dat verzocht had om stappen te nemen tot verplaatsing van