-6-
VRAAG (gesteld ingevolge artikel 40, 2e lid R.v.O.)
de heer N. Garritsen
1. Is het college bekend dat in het kader van het verlenen van
een hinderwetvergunning aan de Districtcommandant der Rijks-
2
politie in het district Breda het verzoek en de bijbehorende
stukken ter visie liggen tot 23 maart '79?
3.
2. Is het college tevens bekend dat deze mededeling openbaar be
kend gemaakt is via het dagblad De Stem, de etalage van de
afdeling voorlichting en bij het betreffende pand aan de
Heerbaan 44?
3. Is het college op de hoogte van de handelswijze van een aan
tal gemeente-ambtenaren die op verzoeken van Bredase burgers,
waaronder ondergetekende, deze stukken niet ter inzage willen
geven?
4. Wordt door deze wijze van handelen, zoals in vraag 3 wordt
vermeld bestuurlijk niet onbehoorlijk gehandeld?
5. Is het college bereid de stukken alsnog ter inzage te leggen
voor de bevolking? Zo niet, waarom niet?
6. Welke maatregelen denkt het college te nemen om te zorgen dat
stukken welke ter visie worden gelegd ook werkelijk ingezien
kunnen worden en dat een eenmaal opgang gebrachte openbare
procedure niet wordt teruggenomen op het moment dat personen
de stukken willen inzien?
ANTWOORD
1. Ten behoeve van een wapen- en munitie-opslagplaats in het ge
bouw Heerbaan 44 is door de Districtscommandant der Rijkspoli
tie bij ons college een vergunning ingevolge de Hinderwet aan
gevraagd. Nadat daarover intern ambtelijk overleg was gevoerd
is die aanvraag overeenkomstig wettelijk voorschrift op de
gebruikelijke wijze (zie punt 5 van de hierbijgevoegde "uiteen
zetting over de gang van zaken bij de behandeling van een
aanvrage om Hinderwetsvergunning") openbaar gemaakt en wel op