bijl. nr. 200 -14- d. aan de taak van Breda als groeistad in het kader van de Verstedelijkingsnota wordt nauwelijks aandacht ge schonken; de aandacht besteed aan de mogelijkheid tot aanwijzing van Bergen op Zoom en/of Roosendaal als zodanig achten wij -mede gezien de gedachten rond een - taakstelling van Dordrecht- prematuur. e. de nieuwe regionale indeling houdt onvoldoende erken ning in van de betekenis van de functionele betrokken heid der gemeenten en daarmede van de van "oudsher" bestaande afbakening. Het door de regering aanbevolen overleg tussen Oosterhout en Etten-Leur wordt daarmee tegelijkertijd gefrustreerd. Het zijn bovenstaande punten die ons doen vrezen, dat de continuïteit in ons beleid ernstig in het gedrang komt. Ons nader overleg met de provincie zal dan ook met name op basis van deze bezwaren gevoerd moeten worden. DE POSITIE VAH BREDA ALS VERZORGINGSCENTRUM. De voorgaande conclusies houden ten nauwste verband met onze vragen bij de (gewijzigde) opvatting van de provincie over de verstedelijkte gebieden. Een geleding daarbinnen, met.name met betrekking tot de positie van de hoofd- en subcentra, ontbreekt als we dit vergelijken met de streek plangedachten uit 1970 (maximalisering als hoofdcentrum) In dit verband verwijzen wij naar het Program op Hoofd punten voor de raadsperiode 1978-1982 pag. 8: "Bij de. herziening van het streekplan voor West-Brabant dient té worden- gezorgd voor een evenwichtige ontwikkeling van de stedehrij Bergen op Zoom, Roosendaal, Etten," Breda en Oosterhout, waarbij tevens de continuïteit van de ont plooiingskansen van Breda als centrumgemeente in West- Brabant gegarandeerd blijft". Gezien dit programpunt vin den wij de opvattingen in het streekplanproject over stedelijke gebieden zodanig vaag dat het om wille van de continuïteit in het beleid van het grootste belang is de provincie om meer duidelijkheid te vragen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 962