bijl. nr. 200 -15- MIGRATIE EN 0VERI00P Uit de bijlage blijkt, dat in de periode 1980-1990 in Breda 4.850 woningen voorzien zijn als opvang van alle migranten (los van de vraag of deze migranten economisch/ sociaal gebonden zijn, zie pag. 12). In dezelfde periode van 1980-1990 wordt in de randgemeenten de bouw van 1500 woningen voorzien ter opvang van de eigen woningbehoefte (groeiklasse 5). Geconstateerd moet worden, dat hier door de provincie geheel en onvoldoende gemoti veerd wordt afgeweken van de mede door de provincie ge formuleerde taakstelling van Breda, onder meer omvattende de opvang van de regionale woningbehoefte en het terug dringen van de suburbanisatie (verwezen wordt naar de "groeibrieven" van het provinciaal bestuur van 29 augus tus 1973 en het daarop gevolgde overleg met de randge meenten) Het zou juist in deze visie passen om -mede gezien het streven naar een evenwichtige woon/werkbalans- de groei van de randgemeenten verder te beperken, waardoor in plaats van de genoemde 4.850 woningen 3-350 woningen voor op- Tang van migranten beschikbaar zouden komen. HET WERKGELEGENHEIDSASPECT. Op enkele plaatsen in dit voorstel is het werkgelegenheids aspect reeds aan de orde geweest. Enkele/nadere opmerkingen willen wij hierbij nog maken: In het hiervoren genoemde "Program op hoofdpunten" wordt de zorg voor volledige en gedifferentieerde werkgelegen heid als een zaak van hoge prioriteit gezien, terwijl in de nota Additionele werkterreinbehoeften van 1975 en de Kantorennota van 1976 beleidsuitgangspunten ten aanzien van die werkgelegenheid zijn geformuleerd. ilaar onze mening dienen wij ernaar te streven deze optimale werkgelegenheidssituatie zoveel als mogelijk is te reali seren binnen het eigen gebied, doch het zal duidelijk zijn dat dit niet gemakkelijk is, omdat de hoeveelheid werk-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 963